startpagina
teksten Osse canon *
de 50 vensters: een overzicht
ontstaan canon
canonkaart
links
contact & colofon
zoeken

De Osse canon geeft in 50 vensters de geschiedenis weer van de gemeente Oss, vanaf de prehistorie tot aan de huidige tijd.

De Osse canon wil de lokale geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk en laagdrempelig maken; deze canon is van én voor iedereen in de gemeente Oss.

  vorig venster volgend venster
 
  Van karrenspoor naar spoorlijn
23. Van karrenspoor naar spoorlijn
  1800 - 1885
 

Oss lag vanouds niet aan de ‘baan’ van ‘s-Hertogenbosch naar Grave en Nijmegen, maar aan een zijtak, die liep van Geffen en Heesch naar Lith. Deze ‘banen’ waren geen verharde wegen, maar karrensporen. Zij werden wel enigszins onderhouden, maar waren over het algemeen lastig te bereizen. In de winter lag de handel tussen de Maasdorpen en de heikant (zoals Schaijk) volledig plat door de slechte bereikbaarheid. Omdat Oss Brabants was en de omgeving van Lith (Teeffelen) bij het graafschap Megen hoorde, was het ook moeilijk samenwerken. In 1800, onder Frans bewind, zag het gemeentebestuur van Oss zijn kans en vroeg aan het bestuur van Lith en Lithoijen om gezamenlijk de weg tussen deze plaatsen te verbeteren. Dat gebeurde ook. De weg werd uitgediept en er werd een dikke grindlaag op gelegd. De weg kwam daardoor hoger te liggen dan de polder. Maar bij overstromingen bleef hij moeilijk berijdbaar. Pas in 1891 werd de weg verhard met keien.

De bestrating van de weg van ‘s-Hertogenbosch via Grave naar Nijmegen, die al gepland was door Napoleon, werd pas vanaf 1822 onder handen genomen. Tot groot ongenoegen van het Osse gemeentebestuur volgde deze Bossche Baan de historische route ten zuiden van de stad. De Osse gemeente moest zich hierin schikken en ging in 1848 zelf aan de slag met het opknappen van de Hescheweg.

Toen de industrie in Oss zich begon te ontwikkelen, waren de slechte wegen een steeds groter probleem. Een uitkomst bood de aanleg van een spoorlijn. Volgens een plan uit 1848 zou deze lopen van Nijmegen via Grave naar s-Hertogenbosch. Door een flink aandelenpakket te nemen in de particuliere spoorwegmaatschappij kreeg de gemeente Oss het voor elkaar dat de route verlegd werd, via Oss uiteraard. In 1881 werd de spoorlijn geopend met een station in Oss. Dit was een grote impuls voor de industrie in Oss.
De spoorbrug over de Maas kwam bij Ravenstein te liggen. Dit was een flinke tegenvaller voor de paters jezuïeten die hun school juist van Ravenstein naar Grave hadden verplaatst, omdat zij aan de hand van het eerdere plan verwachtten dat de spoorlijn naar Grave zou leiden.
Toen in 1885 ook nog een stoomtramlijn naar Veghel werd geopend, was Oss over land redelijk bereikbaar geworden.

Nu nog een kanaal en een haven, dat was de grote wens van de industrie en de gemeente. In 1889 werden maar liefst drie plannen ingediend bij het verantwoordelijke ministerie: een kanaal tussen Lithoijen en de Vliet (ongeveer bij de huidige Vlietstraat); dit was voordelig voor de margarinefabriek van de familie Jurgens. Een haven van Macharen naar het station (ongeveer bij de huidige Booglaan) was de wens van margarinefabrikant Van den Bergh, de concurrent van Jurgens. De burgemeester stelde tenslotte voor een kanaal van Lithoijen naar een haven bij het Osse station te graven. Het plan van Jurgens kreeg de voorkeur, tot grote teleurstelling van Van den Bergh, die vervolgens ook elke financiële steun weigerde. Daarmee werden alle plannen onuitvoerbaar, want de gemeente en Jurgens konden het project niet alleen betalen. Van den Bergh verplaatste uiteindelijk in 1891 zijn margarinefabriek naar Rotterdam, waar de bereikbaarheid een stuk beter was.

Bijdrage: Agnes Lewe