|
Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 riep de nationalistische leider Soekarno de onafhankelijkheid uit van de Republiek Indonesië. Dit gebeurde in een tijd van volslagen chaos. De voormalige Japanse bezetters waren nog in het land, de Nederlanders zaten nog in kampen opgesloten, de Engelsen (die het gezag moesten herstellen) waren nog niet aanwezig en de Indonesiërs hadden nog geen bestuursapparaat.
Het eerste halfjaar na de uitroeping van de onafhankelijkheid noemt men de ‘bersiap-periode’. Allerlei militaire en politieke groeperingen maar ook bendes maakten zich toen schuldig aan moord, verwoesting en andere wandaden, vooral gericht tegen de Nederlanders. Deze tegenstanders werden ‘Ploppers’ genoemd. Deze term kwam van ‘pelopor’, Indonesische vrijheidsstrijder, verbastering van ‘voorloper’.
Nederland zond in oktober 1945 de eerste militairen naar de kolonie om er “orde en vrede” te brengen. In totaal gingen er 150.000, van wie de meesten als dienstplichtigen. Meer dan 6.000 militairen zouden er sneuvelen of overlijden als gevolg van ziekten en ontberingen. In de jaren 1945 - 1949 waren er twee ‘politionele acties’, maar feitelijk was het een oorlog.
Ook vanuit onze regio werden er militairen gestuurd. Vanuit Berghem vertrokken 57 jongens naar Nederlands-Indië. Enkelen meldden zich als vrijwilliger, maar de meesten werden als dienstplichtig soldaat opgeroepen. Zij gingen naar een land dat zij eigenlijk alleen kenden van schoolplaatjes. Het merendeel was vóór de diensttijd nog nooit verder geweest dan de eigen woonplaats. Men kan zeggen dat deze soldaten onvoorbereid naar Nederlands-Indië werden gestuurd en nauwelijks wisten wat hen daar te wachten stond. Eén Berghemse soldaat sneuvelde in 1949 door wat men nu een bermbom noemt.
Tijdens de oorlog in Indië hadden de meeste plaatsen een ‘thuisfront’. Het doel van een thuisfront was om contacten te onderhouden met de jongens in Indië en waar mogelijk hulp te bieden bij allerlei activiteiten. In Berghem was dit het ‘Katholiek Thuisfront’ dat onder de bezielende leiding stond van Jacques Gielen, de plaatselijke hoofdonderwijzer. Er werden acties gevoerd om geld in te zamelen voor activiteiten voor de soldaten. Bij terugkomst uit Indië, meestal na twee of drie jaar, werden zij dan feestelijk onthaald. Meester Gielen schreef zelf vele honderden brieven naar de Berghemse jongens, maar ook vrijwilligers van het thuisfront deden dit. Zo kwam een constante stroom op gang van brieven en postpakketten naar Indië en terug; soms waren deze wekenlang onderweg voordat zij op hun bestemming waren. Een belangrijk onderdeel van het werk van het thuisfront in Berghem was het uitbrengen van het speciale krantje ‘Berghem-Indië Post’ (B.I.P.). Dit was bijzonder populair onder de Berghemse jongens en bevatte al het nieuws uit Berghem en andere wetenswaardigheden voor de soldaten ver van huis.
Waarover schreven de jongens in hun brieven naar huis? Natuurlijk over de reis per schip naar Indië, een tocht van vier tot vijf weken onder slechte omstandigheden. Ook ging het vaak over het eten daarginds. Dat was totaal anders dan men thuis gewend was. De jongens maakten kennis met een andere cultuur, andere mensen. Ze zagen daar de armoede van de bevolking maar hadden ook vaak oog voor het natuurschoon van Indonesië. Over de oorlog die er woedde en de echte ellende werd niet veel geschreven.
Bijdrage: Leo Hoeks
Literatuur:
- De Politionele Acties. De strijd om Indië 1945/1949, P. Heijboer, Haarlem 1979
- Berchse Saldaote in Indie, G. Hoeks, Berghem 2005
- Indië verloren rampspoed geboren, P.F Maas, Amsterdam 1983
- Afscheid van Indië, H. van den Doel, Amsterdam 2001
Bekijk hier een exemplaar van de Berghem-Indië Post.
|