In de late middeleeuwen speelden ridders en geestelijken een hoofdrol in de samenleving. In deze regio stonden dan ook diverse belangrijke kastelen, zoals in Ravenstein en Megen. Van het eens trotse kasteel van Oijen zijn nu zelfs nog overblijfselen te bewonderen. Menig dorp en stad werd tot trots van haar bewoners beheerst door een monumentaal kerkgebouw zoals in Dennenburg en Herpen. In Haren stond zelfs een klooster waarvan de middeleeuwse kapel bewaard is gebleven.
Rond 1000 werd begonnen met de bouw van de eerste stenen kerken, ter vervanging van de houten voorgangers. Voor de bouw werd gebruikt gemaakt van tufsteen, een vulkanische steensoort afkomstig uit het Eifelgebergte in het huidige Duitsland. Overblijfselen van deze bijzondere 1000-jarige kerken zijn nog te zien in Neerlangel, Dieden en Dennenburg. In het begin van de dertiende eeuw kreeg de kerkenbouw een nieuwe impuls door de introductie van baksteen. Doordat baksteen plaatselijk gefabriceerd kon worden, was men niet meer afhankelijk van de import van tufsteen. Veel tufstenen kerkjes werden uitgebreid in baksteen en andere werden geheel vervangen voor grotere bakstenen gebouwen. Dit betreft in het bijzonder de monumentale kerk van Herpen die haar grootse uiterlijk te danken had aan de donaties van de heren van Ravenstein. Deze heren van Ravenstein bezaten een van de belangrijkste kastelen van deze regio. In 1360 is dit kasteel (het ‘stein’, wat steen of stenen huis betekent) en de bijbehorende plaats Ravenstein gesticht door Walraven van Valkenburg. Deze machtige ridder liet zijn slot bij Herpen slopen en op een terrein aan de Maas herbouwen. Dankzij de strategische ligging van het kasteel aan de Maas kon ridder Walraven tol heffen op passerende schepen, wat een gunstig effect op de ontwikkeling van Ravenstein had. Dit zal zeker hebben bijgedragen aan de uitstraling van het monumentale kasteel.
Naast Ravenstein bezaten Oijen en het graafschap Megen soortgelijke belangrijke monumentale veertiende-eeuwse burchten. Deze zijn vrijwel allemaal ten prooi gevallen aan oorlogshandelingen of slooplustige opdrachtgevers. Oss bezat alleen een kasteel van beperktere omvang dat omschreven werd als een ‘versterkt huis’. Dit was vaak een kasteeltje met beperkte verdedigingsmogelijkheden dat een legertje ongeregelden op afstand kon houden, maar niet opgewassen was tegen een Gelders invasieleger. Ook was er sprake van een ‘versterkt huis’ als het slechts een verdedigbare en omgrachte boerderij betrof, zoals de ‘heerlijkheid’ van Dieden. In Dieden zijn nog enkele overblijfselen herkenbaar. Van het kasteel van Oss is aan het Burchtplein een klein stukje bakstenen fundering zichtbaar gemaakt door middel van vitrine met een glazen plaat. Ook zijn op de parkeerplaats voor de winkels de contouren van het gebouw aangegeven.
In de regio bezat in deze periode alleen Haren een klooster dat rond 1500 is gesticht door de zusters Franciscanessen Penitenten. Dit kloostercomplex dat in de loop der eeuwen meerdere malen is verbouwd en uitgebreid, bezit nog zijn vijfhonderd jaar oude kapel.
Bijdrage: Hein Hundertmark
|