|
In de negentiende eeuw waren er veel ontwikkelingen op maatschappelijk en religieus gebied. Het begon met de komst van de Fransen die voorstander waren van de scheiding van Kerk en Staat en volledige godsdienstvrijheid invoerden. De katholieken kregen hun vroegere kerkgebouwen terug. Maar die waren niet in al te beste staat of werden op den duur als te minderwaardig ervaren. Dat had te maken met de grondwetswijziging van 1848 en het herstel van de Bisschoppelijke Hiërarchie in 1853. De katholieken organiseerden zich en lieten zich zien, en dat deed je niet met oude, soms vervallen kerkjes. Oss nam daarbij het voortouw. Had men daar eerst nog de oude middeleeuwse kerk hersteld, na 1855 ging men voortvarender te werk. Op de plaats van de oude kerk zou nieuwbouw komen. Omdat tijdens de sloopwerkzaamheden de oude toren instortte, werd deze vervangen. Ook de patroon van de kerk, Willibrordus, werd vervangen door een meer eigentijdse. De nieuwe kerk, een schepping van de Tilburgse architect H. van Tulder, kwam onder bescherming te staan van Maria Onbevlekt Ontvangen en werd op 23 mei 1859 ingewijd. Het is een indrukwekkend monument van de nieuwe bewustwording van het katholicisme, gebouwd in een nieuwe stijl, de neogotiek. Deze trots kwam zeker ook tot uiting in de inrichting, onder andere geïnspireerd door de gotische St.Janskathedraal in ’s-Hertogenbosch: prachtige glas-in-lood-ramen van het atelier Nicolas en vakkundig snij- en beeldhouwwerk van Hendrik van der Geld. Grote namen die ook in andere kerken in de gemeente opduiken, want de katholieke emancipatie beperkte zich niet alleen tot de stad Oss.
Berghem bouwde tweemaal een nieuwe kerk aan de imposante middeleeuwse kerktoren. De eerste nieuwe kerk, een zeldzame creatie van architect Arnoldus van Veggel uit 1850, brandde in 1895 af. Vervolgens bouwde architect W. van Aalst aan de andere kant van de toren in 1903 de huidige kerk. De inwoners van Berghem wilden zich niet alleen duidelijk als katholiek manifesteren, maar streefden er heimelijk ook naar de grote kerk van Oss te evenaren. Die ‘bouwwoede’ was te Herpen mogelijk iets kleiner. Hier, in het Land van Ravenstein, had men altijd vrij het geloof kunnen beleven, en was de drang om zich als katholiek te uiten mogelijk wat bescheidener. Men beperkte zich in Herpen tot het vergroten van de middeleeuwse kerk door architect C.Franssen. In Overlangel combineerde de Utrechtse architect W. van Vogelpoel neogotiek met een verworvenheid van de industriële revolutie. Op de toren plaatste hij in 1855 een gietijzeren spits.
Minder progressief ging men in 1821 te werk in Neerloon. Daar bouwde men nog voorzichtig in achttiende-eeuwse stijl. In Haren werd het middeleeuwse kerkje vervangen door een neogotisch kerkje van H. van Tulder uit 1867. Een dorpskerkje vergeleken met de Grote Kerk van Oss, maar wel een klein juweeltje. Megen, Deursen en Huisseling bouwden ook nieuw, Macharen en Demen bleven niet achter. Demen haalde zelfs de grote P. Cuypers naar het dorp om daar, met behoud van de middeleeuwse toren, een nieuwe kerk te laten verrijzen. In Macharen behield men eveneens de toren, toen daar eveneens door H. van Tulder in 1862 de huidige Sint-Petrus Bandenkerk werd gebouwd. De oude torens van Neerloon en Neerlangel werden eveneens gespaard bij de bouwwoede van de negentiende eeuw.
Deze katholieke bouwexplosie heeft het landschap van de gemeente Oss bepaald. Het duidelijkst zichtbaar wordt dit als men op het station van Ravenstein staat. Waar men ook kijkt, overal rijzen zij op, de kerktorens, verwijzend naar de emancipatie van het katholieke geloof.
Bijdrage: Leon van Liebergen
|